Het begon zo goed: tijdens mijn powerontbijt van blauwe bessen, frambozen, bramen en walnoten (verse, van de notenboom van mijn moeder op de Veluwe) bedacht ik dat ik nu misschien toch echt maar mijn baan moest opzeggen om mijn eigen culinaire bedrijf op te richten.
Fluitend fietste ik naar de Limousin slager in Oost voor een mooi stuk lam om deze dag te gaan proefkoken voor het etentje van volgende week. Door naar viswinkel Tol & De Geus voor makreel (vriendin N. gaf me een geweldig recept voor de perfecte amuse), naar Daily Delis voor worst van Brandt & Levie en brood van het Vlaamsch Broodhuys, en naar mijn groenteboer voor venkelknollen, verse munt en basilicum. Thuis pelde ik twaalf knoflooktenen, sneed zes uien in kwarten, besprenkelde alles met olijfolie, zeezout en peper uit de molen en stakvervolgens her en der een takje rozemarijn in het vlees.
Vervolgens liep alles mis. Eerst liet ik, toen ik net klaar was met de zaterdagochtendstofzuig, twee glazen uit mijn handen glippen. Vervolgens begon ik aan het beslag voor de boekwijt pannenkoeken voor de lunch van de kinderen. So far so good, tot ik de schaal met beslag omstootte… En terwijl ik die ravage aan het opruimen was, vroeg manlief of er niet wat wijn bij het lam moest… ‘Oeps!’ (Ik schreeuwde een vloek, maar ‘oeps’ lijkt me gepaster zo online.) Ja, inderdaad: de knoflook en uien begonnen aan te branden. Oke, geen paniek, de lamsbout gered en in een andere ovenschaal overgedaan. Nieuwe ui en knoflook, fikse scheut wijn erbij, niks aan het handje. Afdekken met aluminiumfolie en zes uur in de oven zachtjes garen.
Ik pak een fles wijn om een welverdiend glas in te schenken en draai de kurk kapot. Wat wil het universum me duidelijk maken? Hmmm, reality check, you kitchen goddess: baan nog maar niet opzeggen!